Bedreigingen: schonen en baggeren.


Bedreigingen: schonen en baggeren.
Voor zijn voortbestaan is de Groene glazenmaker helemaal afhankelijk van Krabbenscheer omdat dit de enige plant is waarin vrouw Groene glazenmaker haar eieren legt. Dit was tot voor kort een goede en veilige strategie omdat er heel veel Krabbenscheer in Nederland en in grote delen van West Europa was. Maar door watervervuiling in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw is er heel veel Krabbenscheer verdwenen en daardoor is ook de Groene glazenmaker hard achteruitgegaan. Zo hard dat de Groene glazenmaker inmiddels de status van een zwaar beschermd insect heeft gekregen, en met de Groene glazenmaker ook de plant waarin de eieren gelegd worden: de Krabbenscheer. Desondanks gaat het nog steeds niet goed met de Groene glazenmaker omdat het ook nog steeds niet goed gaat met de Krabbenscheer. en niet leven op plaatsen met veel golfslag, veroorzaakt door wind of boten, want dan breken de planten van de wortels af waarna ze afsterven.
Krabbenscheer: een woekeraar en verlander en op veel plaatsen ongewenst.
Krabbenscheer is een grote en fantastisch mooie plant die in de zomermaanden door een enorme groeisnelheid in korte tijd grote wateroppervlakten kan bedekken en daarmee onbedoeld ook voor problemen zorgt. Krabbenscheerplanten vermenigvuldigen zich namelijk vooral door uitlopers. In de winter sterven de planten grotendeels af en het afgestorven plantenmateriaal kan zich op de bodem ophopen, waardoor het water waarin de planten groeien steeds ondieper wordt en op de duur ongeschikt wordt voor de Krabbenscheer. Ook kunnen de dicht opeenstaande planten in vooral nauwe sloten de waterafvoer belemmeren en zo voor wateroverlast zorgen. Door verlanding vernietigt Krabbenscheer op langere termijn zijn eigen leefomgeving. Dit gebeurt echter vooral in laagveen gebieden waar afvloeiend water van hoger gelegen gebieden zich verzamelt en stagneert waardoor voedingsstoffen zich daar ook ophopen.
In de Veenkoloniën is de situatie echter heel anders: in principe is daar alleen sprake van afvloeiend water waardoor voedingsstoffen, die uiteindelijk verantwoordelijk zijn voor plantengroei, nauwelijks de kans krijgen zich op te hopen. Er is daar wel sprake van een mestoverschot waardoor veel water overbemest is geraakt en biologisch “dood” is. Maar op een paar zeldzame plekken is de situatie geschikt voor Krabbenscheer, die daar vaak nauwelijks voor overlast zorgt!
In de Veenkoloniën bezorgen de Krabbenscheer planten veel mensen echter een ander probleem: veel mensen vinden het geen mooi gezicht, die grote aantallen Krabbenscheerplanten die waterpartijen, zoals vijvers en kanalen, meer of minder volledig bedekken. Deze mensen bellen dan gemeente en waterschappen met het verzoek om deze planten te verwijderen. Uiteraard is dit wettelijk niet toegestaan, maar in bijna alle gevallen geven deze instanties toe aan deze verzoeken en schonen de Krabbenscheer waardoor inmiddels op heel veel plaatsen leef- en voortplantingsgebied voor Groene glazenmaker verdwenen is.
Schonen van Krabbenscheer vegetaties.
Krabbenscheer is indirect beschermd door de Flora- en faunawet omdat de zwaar beschermde Groene glazenmaker voor zijn voortbestaan helemaal van deze plant afhankelijk is. De door de Unie van Waterschappen opgestelde Gedragscode geeft wettelijke voorschriften voor de omgang met Krabbenscheer. Volgens deze Gedragscode artikel 4.2.3 moet bij schoningswerkzaamheden minstens 50% van de Krabbenscheer vegetatie worden gespaard en mag de andere 50% pas worden geschoond als de eerder verwijderde Krabbenscheer voldoende is hersteld. Bijna altijd wordt deze bepaling uitgelegd als: “we mogen dus altijd 50% van de Krabbenscheer verwijderen!”
Alleen voor dit artikel staan allerlei andere bepalingen waaruit blijkt dat er zo weinig mogelijk Krabbenscheer mag worden verwijderd als de primaire taak van het waterschap, namelijk een goede waterhuishouding, in gevaar komt. Ook het verwijderen van Krabbenscheer vegetaties op verzoek van aanwonenden is in strijd met de Gedragscode. In laagveen gebieden is het misschien zinvol om jaarlijks 50% van de Krabbenscheer vegetaties te verwijderen om een snelle verlanding van watergangen tegen te gaan en om een goede waterhuishouding te waarborgen, maar voor de Veenkoloniën met een heel andere waterhuishouding is inmiddels gebleken dat dit vrijwel nergens noodzakelijk is. het sediment. R. Geene, 1992, vermeldt dat getransplanteerde planten het beste leken te groeien in “eigen” water en boven “eigen” sapropelium.
sloot bij ep schuilinghstraat in Emmercompascuum
       Voor schonen: 26-08-2013 Na schonen: 04-09-2013. Zo moet het dus niet.

Over de waterdiepte waarbij Krabbenscheer voorkomt wordt over het algemeen verrassend weinig concreets vermeld. Westhof, 1971 vermeldt: op beschutte plaatsen in laagveen gebieden komt Krabbenscheer voor tot 2 meter waterdiepte. Bij deze diepte blijft de Krabbenscheerplant geheel ondergedoken. Geene, 1989, vermeld voor Noordwest Overijssel in de omgeving van Giethoorn een waterdiepte tot de sapropeliumlaag van 40 tot 80 cm, met uitersten van 10 tot 150 cm. Maessen, 1994, vermeld een optimale waterdiepte van 80 tot 100 cm. De Mars en Barendregt, 1996b, vermelden een gemiddelde waterdiepte van 72 cm, met uitersten van 40 en 140 cm, bij een onderzoek in 22 petgaten in het Utrechts – Hollands plassengebied en van 32 cm, met uitersten van 10 en 80 cm, voor 61 sloten in West Utrecht. Higler, 1977, vermeldt dat Krabbenscheer in water met een diepte tussen 1 en 2 meter geheel ondergedoken blijft. Bij een waterdiepte van minder dan 80 cm groeit Krabbenscheer in de zomer deels boven water en vanaf 60 cm waterdiepte groeit Krabbenscheer geheel boven water. Naarmate het water ondieper wordt neemt het aantal planten per m2 toe. In de meeste beschermingsplannen voor Groene glazenmaker en Krabbenscheer wordt voor Krabbenscheer als waterdiepte 80 tot 100 cm vermeld, zonder bronvermelding. Uit eigen onderzoek verricht in de Veenkoloniën bleek een waterdiepte tot 80 cm optimaal voor de Krabbenscheerplanten.
Baggeren van watergangen met Krabbenscheer.
Bij baggeren van watergangen wordt de op de bodem aanwezige sliblaag verwijderd met als resultaat dat het water dieper wordt. Er wordt bijna altijd gebaggerd tot een nieuwe waterdiepte van 120 cm, wat te diep is voor Krabbenscheer. Krabbenscheer komt immers voor tot een waterdiepte van ongeveer 80 cm en zal dus bij baggeren verdwijnen wanneer de waterdiepte na het baggeren grote is dan deze 80 cm. Volgens de Gedragscode is baggeren toegestaan wanneer de waterhuishouding in gevaar komt. Daarbij mag volgens artikel 4.2.4 in eerste instantie 50% van de bodem worden gebaggerd als er Krabbenscheer aanwezig is en de andere 50% als het eerder gebaggerde deel weer is hersteld. Het zal duidelijk zijn dat deze bepaling niet werkt omdat Krabbenscheer niet zal terugkeren in het eerder gebaggerde deel omdat het water hier te diep geworden is voor Krabbenscheer! Het is verder een illusie om te denken dat het waterschap de baggerwerkzaamheden in twee fasen zal uitvoeren. De Gedragscode bepaald in dat geval dat er aanvullende maatregelen worden genomen “zodat wordt bereikt dat populaties van beschermde soorten, zoals Groene glazenmaker, niet wezenlijk negatief worden beinvloed.” Gelet op het feit dat na baggeren de Krabbenscheer, en daarmee de Groene glazenmaker, blijvend zal verdwijnen zullen er bij baggerwerkzaamheden altijd aanvullende maatregelen genomen moeten worden! Platform Berend botje heeft nog in geen enkel geval waarbij door baggeren populaties Krabbenscheer en Groene glazenmaker blijvend zijn verdwenen iets gemerkt van deze aanvullende maatregelen! Platform Berend Botje zet zich in voor het nakomen van deze bepaling uit de Gedragscode en wil bereiken dat deze “aanvullende maatregelen” al van te voren worden uitgewerkt en uitgevoerd!