Sinds kort, zo ongeveer vanaf 1990 , komt Krabbenscheer ook wat algemener voor in de Veenkoloniën, vooral in de bebouwing van Veendam, Hoogezand en Stadskanaal en in kanalen langs lintbebouwing, zoals Nieuwediep, Emmer-Erfscheidenveen en Emmer Compascuum. In puur agrarisch Veenkoloniaal gebied komt Krabbenscheer maar op een paar plaatsen voor en dan alleen in stromend water of bij kwel situaties.
Het eigene van de biotoop van Krabbenscheer
Toen Krabbenscheer hard achteruit ging door watervervuiling in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw is er veel onderzoek gedaan naar de eisen die Krabbenscheerplanten stellen aan de waterkwaliteit en chemische samenstelling van het water. Dat onderzoek heeft verrassend weinig op geleverd. Krabbenscheer komt voor in wateren met een uiteenlopende chemische samenstelling. Krabbenscheer kan groeien in matig tot zeer voedselrijk water, wat wel planten met een heel verschillend uiterlijk oplevert! Wel is duidelijk geworden dat Krabbenscheer planten niet tegen sulfaat en slecht tegen sulfide kunnen.
Het lijkt erop dat de vaak maar uit één of enkele klonen bestaande populaties zijn aangepast aan de ter plaatse heersende chemische watersamenstelling. Smolders en Roelofs (1996) noemen Krabbenscheer een plant die een duidelijke ecologische niche lijkt te hebben die vooral wordt bepaald door de ijzerconcentratie in het poriewater van het sediment. R. Geene, 1992, vermeldt dat getransplanteerde planten het beste leken te groeien in “eigen” water en boven “eigen” sapropelium.